Tekstgrootte
EXPLICIETE DIRECTE INSTRUCTIE (EDI)
Het EDI-model geeft een vaste structuur aan de lessen. Als instructievorm wordt gekozen voor uitleggen, het hardop denkend voordoen (modellen) en het voordoen met materialen.
De vaste structuur van een EDI-les ziet er als volgt uit:
Start
Lesdoel: concreet leerdoel op het digibord. Leerkracht en leerlingen verwoorden het doel.
Activeren van voorkennis: verbinding maken wat de leerlingen al weten, met de nieuwe stof (kennis activeren vanuit het langetermijngeheugen naar het werkgeheugen).
Kern:
Doel van de les bespreken: met een concreet, meetbaar leerdoel op het bord.
Instructie: uitleggen-voordoen-nadoen-modellen (hardop denken). De leerkracht staat model.
CVB (Controle Van Begrip) vragen worden gebruikt
Onderwijzen van het concept, de vaardigheid, het belang van het lesdoel
Begeleide inoefening: de leerkracht doet voor en de leerlingen doen mee
Lesafsluiting
Zelfstandige verwerking:
Evaluatie (check): de leerkracht kijkt wie de stof begrijpt en zelfstandig verder kan en wie er verlengde instructie nodig heeft.
Verlengde instructie: de leerlingen die het nodig hebben krijgen een verdieping op de instructie door deze aan te bieden op een andere wijze, zoals stappenplannen, materiaal e.d.
Zelfstandig werken: de leerlingen doen succeservaringen op door zelfstandig het werk te kunnen maken. De stof wordt zo in het langetermijngeheugen opgenomen.
Taakwerk
Periodieke terugblik
Toets
De leerkrachten streven naar instructies volgens het EDI-model bij rekenen, spelling en begrijpend lezen bij leerkracht gebonden lessen. Differentiatie vindt zoveel mogelijk tijdens en na de begeleide inoefening plaats.